Nee! De brief draagt niet de kenmerken van een rechterlijke beslissing. Deze moet namelijk door de rechter, of bij een meervoudige kamer, door de voorzitter en de griffier worden ondertekend, dan wel deze dient ondertekend te worden door de rechter die de beschikking uitspreekt (art. 287 lid 1 jo. 230 lid 3 Rv).
De rechter oordeelt dat de beslissing in de brief zich niet naar uiterlijke vorm voordoet als een rechterlijke uitspraak en bovendien is niet komen vast te staan dat de beslissing is genomen door een met rechtspraak belaste persoon.
Dat de brief ondertekend is ‘namens de kantonrechter’ en dat de rechtsmiddelenclausule in de brief is opgenomen, maakt dat niet anders. Er is niet voldaan aan de minimumvereisten om te kunnen spreken van een rechterlijke uitspraak. Daarom verklaart het gerechtshof de curandus niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en verwijst de zaak terug naar de kantonrechter ter verdere afhandeling van het verzoek om een andere curator te benoemen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kwam tot deze uitspraak op 7 september 2021, GHARL:2021:8577). Deze uitspraak over de toepassing van het formele procesrecht geldt uiteraard ook met betrekking tot het beschermingsbewind en mentorschap.
De case is onderdeel van de cursus Theorie en praktijk achter beschermingsbewind.