Art. 125 lid 5 Rv, welke bepaling ingevolge art. 353 lid 1 Rv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is (en ingevolge art. 418a Rv eveneens in cassatie), bepaalt dat de aanhangigheid van het geding vervalt indien de dagvaarding niet tijdig (uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend) ter griffie is ingeschreven, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht.
Herstel (voorafgaand aan de oorspronkelijke zittingsdag of binnen veertien dagen na de oorspronkelijke zittingsdag) is ook mogelijk indien er is gedagvaard tegen een dag waarop de rechter geen zitting houdt of tegen een onmogelijke, niet-bestaande rechtsdag (zie HR 11 november 2011, LJN BT7203, NJ 2011/528). Volgens vaste jurisprudentie is een herstel van een te laat (dat wil zeggen niet binnen de termijn van veertien dagen na de oorspronkelijke zittingsdag) uitgebracht herstelexploot niet mogelijk (zie onder meer gerechtshof Amsterdam, 22 april 2014, GHAMS:2014:1416).
In die zin is een herstel van een herstelexploot niet mogelijk en wordt de mogelijkheid tot herstel slechts één maal toegestaan. Het foutief corrigeren van fouten stuit op de eisen van een goede rechtspleging. Ook een tijdig (binnen twee weken na de gemiste zittingsdag) uitgebracht herstelexploot ex art. 125 lid 5 Rv waarin tegen een niet-bestaande rechtsdag wordt gedagvaard, leent zich niet voor een tweede herstel (zie HR 5 december 1997, NJ 1998, 193).
Overigens, het al dan niet bewust niet-indienen van de oorspronkelijke dagvaarding is niet relevant (zie HR 21 december 2007, NJ 2008, 32). Een herstel van een niet aangebracht (tweede) herstelexploot is wèl mogelijk, mits het eerste herstelexploot tijdig is uitgebracht. De Hoge Raad liet op 10 april 2015 deze mogelijkheid toe nadat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2014 (GHARL:2014:3571) aanvankelijk tot een niet-ontvankelijkheid kwam.