Help, mijn schuldenaar bestaat niet meer!
Regelmatig wordt aan ons de vraag gesteld wat te doen als blijkt dat de schuldenaar, althans een rechtspersoon ~ veelal een besloten vennootschap ~ plotseling niet meer bestaat, terwijl er toch nog financiële verplichtingen moeten worden nagekomen. Is de verdwijnende rechtspersoon nog aansprakelijk voor de betaling en/of haar bestuurder? Deze kwestie speelt vooral als er sprake is van een zogenaamde “turboliquidatie” en dus de officiële vereffeningsprocedure, met bijbehorende publicatieplicht in een nieuwsblad, niet is gevolgd.
Hoewel in theorie de verdwenen rechtspersoon nog aan te spreken is op betaling en nog te dagvaarden is, heeft het in de praktijk helaas weinig zin, omdat reële verhaalsmogelijkheden ontbreken. Soms werkt het beter als de bestuurder van die rechtspersoon, die conform de wet in beginsel de vereffenaar van de rechtspersoon is, wordt aangespoord om tot betaling over te gaan vanwege het onterecht overslaan van de formele vereffeningsprocedure zoals genoemd in het Burgerlijk Wetboek.
De vereffening mag slechts worden overgeslagen in het geval van art. 2:19 lid 4 BW: zijn er geen baten (bezittingen of vorderingen) op het moment van de ontbinding ~ er zijn geen vermogensbestanddelen ~ dan volgt er geen vereffening en houdt de rechtspersoon direct op te bestaan. Als er geen baten zijn, valt er immers niets te vereffenen. Het bestuur doet hiervan opgaaf aan de registers waar de rechtspersoon (nog) is ingeschreven. Het voordeel van een turboliquidatie zit hem in de tijds- en kostenbesparing. De turboliquidatie wordt beschouwd als een snelle, eenvoudige en goedkope wijze om een rechtspersoon op te heffen.
Als er volgens de bestuurder geen baten zijn ~ omdat die verzwegen zijn ~ maar wel schulden, ligt misbruik op de loer. In dat geval had de rechtspersoon haar eigen faillissement moeten aanvragen. Indien de schulden de baten gaan overtreffen bepaalt art. 2:23a lid 4 BW dat de vereffenaar aangifte doet tot faillietverklaring, tenzij alle schuldeisers instemmen met een vereffening buiten faillissement. De curator dan vervolgens het (weinige) vermogen liquideren en eventueel een onderzoek instellen naar faillissementsfraude. Over het algemeen zit een bestuurder echter niet te wachten op een curator; hij houdt hem liever buiten de deur.
Ter voorkoming van het onterecht buiten spel zetten van schuldeisers geldt per 15 november 2023 de Tijdelijke wet transparantie turboliquidaties (TWTT). De TWTT verhoogt de transparantie onder andere door een introductie van een verantwoordings- en een bekendmakingsverplichting. Op grond van het nieuwe art. 2:19b BW moet het bestuur binnen veertien dagen na ontbinding documenten deponeren bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De gedeponeerde stukken zijn behulpzaam bij het voldoen aan de voor de achtergebleven schuldeiser geldende bewijslast met betrekking tot een aansprakelijkstelling van een bestuurder wegens een onrechtmatige turboliquidatie. Het betreft de volgende documenten:
- een (slot)balans en een staat van baten en lasten (een resultatenrekening) met betrekking tot het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt. Dit impliceert dat bij een ontbinding op 25 december 2023 deze financiële gegevens over het boekjaar 2023 en 2022 openbaar moeten worden gedeeld. Waar een slotbalans toont dat er geen baten meer zijn, bieden de voorgaande jaarrekeningen een belangrijk aanvullend inzicht op de vraag of er eerder wel baten aanwezig waren en zo ja, hoe het financieel verloop qua activa, passiva, opbrengsten en kosten is geweest.
- een beschrijving van:
- de oorzaak van het ontbreken van baten op het tijdstip van de ontbinding. Dit houdt in dat een eenvoudige mededeling dat er geen baten aanwezig zijn, onvoldoende is. Er moet een verklaring zijn van het gekozen liquidatiescenario. Een schuldeiser moet kunnen nagaan of de rechtspersoon op de juiste wijze is beëindigd.
- indien van toepassing, de wijze waarop de baten van de rechtspersoon (feitelijk) te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld. Een schuldeiser moet kunnen nagaan of het te liquideren vermogen op correcte wijze is afgewikkeld. Als bijvoorbeeld voorraden onder de marktprijs zijn verkocht, terwijl niet alle schuldeisers zijn voldaan, kan dat duiden op een paulianeus handelen.
- indien van toepassing, de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven. De reden van een eventuele selectieve betaling moet duidelijk en geldig zijn.
- de jaarrekeningen inzake de boekjaren die vooraf zijn gegaan aan het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden, indien daarvoor een wettelijke plicht tot openbaarmaking bestaat waar nog niet aan is voldaan (indien van toepassing, inclusief een accountantsverklaring).
Ook moet de bestuurder de schuldeisers van de ontbonden rechtspersoon zo spoedig mogelijk schriftelijk (of per e-mail) informeren over deze deponering (zie het nieuwe art. 2:19b BW).
Verder krijgen schuldeisers het recht om via de kantonrechter inzage te verzoeken in de administratie (boeken, bescheiden en gegevensdragers) van de rechtspersoon als de verplichtingen uit de TWTT niet worden nagekomen (zie het nieuwe art. 2:24 lid 4 BW). Met behulp van de informatie waarover zij dan kunnen beschikken, kunnen zij alsnog beoordelen of en welke procedure tot herstel zij zouden willen starten en worden zij beter in staat gesteld om in een eventuele procedure aan de op hen rustende bewijslast te voldoen. Het inzagerecht bestaat ook als er stukken zijn gedeponeerd die evident niet aan de wet voldoen, zoals een blanco document of een oude deponering waaruit niet blijkt waarom er geen baten zijn op het moment van ontbinding.
Tenslotte, het niet nakomen van deze verplichtingen wordt gezien als een economisch delict. Dit kan leiden tot een boete van maximaal € 22.500.
De TWTT is van toepassing op ontbindingen die na de inwerkingtreding hebben plaatsgevonden. Dit feit bracht ons kantoor ertoe om ten behoeve van een onbetaald gebleven schuldeiser na te gaan of de vereiste documenten daadwerkelijk zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Dit bleek het geval te zijn, maar de (door de Kamer van Koophandel via een modelformulier gestelde) vraag of er na de opheffing nog schulden zijn blijven bestaan, werd echter beantwoord met “Nee, alles is voldaan”. Ook de gedeponeerde jaarrekeningen werden bestudeerd. Hieruit werd de conclusie getrokken dat de onderneming in de voorgaande jaren nog ruimschoots beschikte over activa, terwijl die bij de opheffing kennelijk verdwenen waren. Een verklaring hiervoor ontbrak.
Vervolgens is de bestuurder middels een door de deurwaarder betekend sommatie-exploot op zijn woonadres aangezegd om hierover in elk geval opheldering te geven of nog beter, om tot betaling over te gaan van de nog altijd openstaande schuld aan onze cliënt. Zo gezegd, zo gedaan! Na enkele contactmomenten heeft de bestuurder de volledige vordering voldaan, inclusief de verschuldigde incassokosten en rente.
Conclusie: soms loont het om een nader onderzoek in te stellen naar de reden van een verdwenen vennootschap en de bestuurder / vereffenaar aansprakelijk te stellen voor de wanbetaling.