Is het bezwaar maken tegen de hoogte van de beslagvrije voet bij het maandelijks inhouden een erkenning die als een stuitingshandeling mag worden beschouwd?
Het antwoord is telkens nee! De Utrechtse voorzieningenrechter (6 augustus 2021, RBMNE:2021:3880) sluit aan bij het oordeel van de Hoge Raad van 30 september 2016 (HR:2016:222) dat het innen geen executiehandeling is en dat het leggen van een derdenbeslag geen voortdurende stuitende werking heeft. De geïnde gelden mogen niet als een erkenning worden beschouwd. Het betreft immers geen handeling van de schuldenaar zelf, zij is zonder instemming verricht en zij is ook niet gericht tot de schuldeiser (vgl. gerechtshof Den Haag, 6 mei 2014, GHDHA:2014:1486).
In casu is de vordering tot het innen van de restschuld van een hypothecaire geldlening verjaard (zie art. 3:307 BW en gerechtshof Arnhem 16 oktober 2012, GHARN:2012:BY1109) en wel vijf jaar na de executieveiling van de woning, tenzij binnen die periode er een (loon)beslag gelegd is of anderszins de verjaring gestuit is. Van dit laatste is niets gebleken. Het reeds vóór die periode gelegd loonbeslag, dat nog steeds lag, heeft immers geen voortdurende stuitende werking.