Een onjuiste interpretatie van art. 475a lid 6 Rv kan ertoe leiden dat de schuldenaar de beslagvrije voet bij een bankbeslag onterecht wordt onthouden. De Kamer voor Gerechtsdeurwaarder legt uit dat de deurwaarder zich terughoudend moet opstellen bij het al dan niet op nihil stellen van een beslagvrij bedrag.
De deurwaarder die meent dat er geen beslagvrij bedrag geldt als de schuldenaar geen bekend woonadres heeft, omdat het adres “in onderzoek” staat, wordt door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarder berispt met kostenveroordeling (KvG 10 juli 2024, TGDKG:2024:65). De mededeling “in onderzoek” staat niet gelijk aan het “niet hebben van een woonadres in Nederland”. Dit volgt uit een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 21 november 2017 (GHAMS:2017:4854). Bovendien bepaalt art. 475a lid 6 Rv dat als de schuldenaar geen woonadres in Nederland heeft (maar bijvoorbeeld een briefadres aanhoudt), maar er wel een vaste woon- of verblijfplaats heeft, hij recht heeft op een beslagvrij bedrag, zij het de helft ervan. Mocht hij buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats hebben, kan hij zich tot de kantonrechter wenden om het beslagvrij bedrag te laten vaststellen. Ook naar oud recht ~ art. 475a lid 6 Rv is vanaf 1 januari 2023 gewijzigd ~ mag het beslagvrij bedrag niet zonder meer buiten toepassing blijven. De deurwaarder had feiten of omstandigheden moeten aanvoeren waaruit hij heeft mogen afleiden dat klager zich niet in Nederland, maar in het buitenland bevond.
Juist in deze situatie mag van de deurwaarder worden verwacht dat hij terughoudend en zorgvuldig is als het aankomt komt op het respectievelijk korten of toepassen van de beslagvrije voet. Het gaat te ver om beslagene op basis van een niet-onderbouwd vermoeden het absolute bestaansminimum te ontzeggen. Het gaat immers om een voorziening die in het leven is geroepen om er voor te zorgen dat mensen met schulden kunnen (blijven) voorzien is hun levensonderhoud. Als een beslissing/handeling van de deurwaarder ertoe kan leiden dat een schuldenaar compleet uitgesloten wordt van die voorziening, mag er geen enkele twijfel bestaan over de grondslag daarvoor. De enkele omstandigheid dat klager helderheid had kunnen verschaffen, rechtvaardigt op geen enkele wijze deze ingrijpende stap. De deurwaarder heeft op deze wijze er blijk van gegeven de op de voorziening van toepassing zijnde regelgeving onvoldoende te beheersen, hetgeen wel van hem verwacht mag worden, zeker nu de vaststelling van de beslagvrije voet tot een kerntaak van de gerechtsdeurwaarder behoort. Dit gebrek kan in potentie (ernstige) schade aan schuldenaren berokkenen. De gerechtsdeurwaarder dient zich hiervan bewust te zijn.