Sinds vorig jaar is het mogelijk om het Msnp-traject over te slaan. Art. 285 Fw is hiertoe gewijzigd. De schuldenaar mag zich direct tot de Wsnp-rechter wenden om van zijn schulden af te komen. De rechter heeft inmiddels duidelijk gemaakt wanneer dit niet mogelijk is.
Per 1 juli 2023 kan er ook zonder een Msnp-traject doorlopen te hebben een beroep worden gedaan op de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechter heeft de mogelijkheid om mensen toe te laten tot de Wsnp, ondanks het feit dat er (vooralsnog) geen afloscapaciteit is (nulaanbod) of het onmogelijk is om een minnelijk traject uit te voeren. De schuldenaar mag zich direct tot de Wsnp-rechter wenden. Hiertoe is art. 285 Fw aangevuld met de bepaling dat “als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen".
De wetswijziging heeft geleid tot de volgende interessante rechterlijke uitspraken.
De rechtbank Den Haag oordeelt op 28 augustus 2023 (RBDHA:2023:12843) dat een gelegd loonbeslag niet automatisch betekent dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De schuldenaar zal moeten aantonen dat de beslagleggende schuldeiser bekend is met het feit dat de schuldenaar een beroep op schuldhulpverlening heeft gedaan om zijn schulden te regelen en dat deze schuldeiser desalniettemin zijn beslag handhaaft. Voor zover de schuldeisers niet hebben aangegeven ieder voorstel te zullen weigeren, moeten zij daarbij in de gelegenheid worden gesteld om hun keuze te bepalen. In casu is een 285-verklaring nodig om te kunnen worden toegelaten tot de Wsnp.
Als de faillissementscurator verklaart dat hij tijdens het (bij gebrek aan baten inmiddels opgeheven) faillissement geen aanbod aan alle schuldeisers heeft kunnen doen omdat hij geen bedrag ineens kon aanbieden, neemt dit niet weg dat het voor schuldenaar onmogelijk was om tijdens het minnelijk traject een aanbod te doen als hij over afdrachtcapaciteit beschikt. Het Wsnp-verzoek wordt afgewezen, omdat het Msnp-traject onterecht is overgeslagen (zie rechtbank Noord-Holland 19 september 2023, RBNHO:2023:9808).
Uit de omstandigheid dat een minnelijk traject enkel jaren geleden is mislukt kan niet per definitie worden afgeleid dat een minnelijk traject in 2024 geen kans van slagen heeft. Dat de schuldeisers die in 2019 het aanbod hebben geweigerd dat nu ook zullen doen, kan reeds daarom niet zonder meer worden aangenomen. Zonder een redelijke verklaring dat de schuldenaar tevergeefs pogingen heeft ondernomen om met zijn schuldeisers tot een minnelijke regeling te komen, of dat hij deze stap redelijkerwijs kon overslaan, kan de Wsnp-regeling niet van toepassing worden verklaard (MvT, Kamerstukken II 1997/98, 25 672, nr. 3, p. 4). De rechtbank Leeuwarden (24 april 2024, RBNNE:2024:1535) acht de 285-verklaring niet met voldoende redenen omkleed en wijst het Wsnp-verzoek af.
De bedoeling van de wetswijziging is dat een gemeente de schuldenaar direct kunnen doorgeleiden naar de WSNP zodra duidelijk is dat het beproeven van een buitengerechtelijke schuldregeling zinloos is. Echter, het enkele feit dat een minnelijke regeling in de vorm van een prognose-aanbod bewerkelijk zou kunnen zijn, is onvoldoende om aan te nemen dat een minnelijke regeling kansloos is. Een prognose-aanbod is immers bedoeld om rekening te houden met onzekere omstandigheden. Dit vergt van een schuldhulpverlener transparante communicatie richting de schuldeisers. De enkele verklaring dat het ‘gedoe oplevert’ acht de rechtbank onvoldoende om de 285-verklaring als reëel te aanvaarden. Dat geldt eveneens voor de aangevoerde onzekerheid of de schuldenlijst van de schuldenaar, die ondernemer is geweest, compleet is. De rechtbank Leeuwarden (24 april 2024, RBNNE:2024:1536) acht de 285-verklaring niet met voldoende redenen omkleed en wijst het Wsnp-verzoek af.
Als in de 285-verklaring is vermeld: “De schuldenlijst kan niet vastgesteld worden.” en “Er is getracht de schuldenlijst te inventariseren. Dit is niet gelukt omdat er veel vorderingen voortkomen uit echtscheiding en op naam van ex-partner staan. De schuldeisers reageren niet of willen hun vordering niet kenbaar maken omdat het op naam van ex-partner staat. Hierdoor is het niet mogelijk een minnelijke regeling op te starten”, dan wordt de schuldenaar niet ontvankelijk verklaard in zijn Wsnp-verzoek af, omdat een correcte en volledige staat van baten en schulden ontbreekt. Niet is gebleken dat geen lijst kan worden opgesteld van de schulden uit de huwelijks periode, aldus de rechtbank Den Haag 26 augustus 2024 (RBDHA:2024:13589).