Het betekent dat de schuldenaar van zijn vrijheid wordt beroofd om hem ertoe te bewegen aan zijn verplichtingen, waartoe hij is veroordeeld, te voldoen. Het executiemiddel wordt zeer zelden toegepast en wordt beschouwd als een laatste redmiddel voor die gevallen waarin de schuldenaar wel aan de verplichting kan voldoen, maar dat niet wil.
Lijfsdwang is niet mogelijk bij betalingsonmacht, maar slechts bij betalingsonwil. De wettelijke regeling is te vinden in de artikelen 585-600 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Lijfsdwang is slechts toepasbaar in geval van een veroordeling tot iets anders dan het betalen van geld of in geval van een verplichting tot het betalen van alimentatie. Als de schuldenaar niet in staat is om aan de veroordeling te voldoen, wordt lijfsdwang niet opgelegd.
Het middel wordt in beginsel alleen benut als geen ander executiemiddel slaagt of kans van slagen heeft (met name de dwangsom) en het belang van de schuldeiser gijzeling rechtvaardigt. De schuldeiser zal lijfsdwang moeten vorderen bij de rechter en zijn zwaarwegend belang daartoe moeten aantonen voordat de rechter het toestaat. Ook de Faillissementswet geeft de mogelijkheid tot gijzeling. Als de gefailleerde zijn verplichtingen uit de Faillissementswet niet nakomt of omdat de vrees daartoe bestaat, kan de failliet in gijzeling worden genomen. De maximale duur van lijfsdwang (lees: opsluiting in een huis van bewaring) is één jaar met betrekking tot een bepaalde verplichting, tenzij de rechter anders heeft bepaald.