Is de mogelijkheid om achteraf te betalen een vorm van goederenkrediet? Zo ja, dan is er geen ruimte voor een toewijzing van de gevorderde bedongen rente en incassokosten. Onlangs heeft de Utrechtse kantonrechter er zich over gebogen.
Is er sprake van een consumentenkredietovereenkomst in de zin van titel 2A van boek 7 BW als een webshop de kopende consument direct na het voltooien van de koopovereenkomst de keuze biedt voor het achteraf betalen van de aankoop aan de cessionaris aan wie de webshop de vordering heeft verkocht?
De kantonrechter Utrecht (27 juli 2022, RBMNE:2022:5068) meent van wel. Wanneer krediet of uitstel van betaling wordt verleend door een professionele kredietverstrekker aan een consument, is zonder meer sprake van een consumentenkredietovereenkomst (art. 7:57 e.v. BW). Dit geldt ook voor een cessionaris als die zich bedrijfsmatig toelegt op het verlenen van uitstel van betaling bij aankopen van zaken bij een webshop door consumenten. Het verleende uitstel van betaling hangt onlosmakelijk met die specifieke koopovereenkomsten samen (zie art. 7:57 lid 1 onder n BW). Dat de cessionaris geen overeenkomst met de schuldenaar is aangegaan, doet om die reden niet ter zake. De cessionaris valt als professionele kredietverstrekker onder de definitie van ‘kredietgever’ (art. 7:57 lid 1 onder b BW) en is in die zin niet te vergelijken met de gemiddelde webshop of andere partij die het verkopen van zaken als (hoofd)activiteit heeft. Er is sprake van het verlenen van goederenkrediet.
Dit impliceert dat geruime tijd voor het sluiten van de overeenkomst de in art. 7:60 BW vermelde informatie aan de consument moet worden verstrekt en moet op grond van art. 4:34 Wft diens kredietwaardigheid worden getoetst. Ook voor het toewijzen van de gevorderde bedongen rente en incassokosten is geen plaats, want beide posten zijn op grond van art. 7:57 lid 1 onder g BW als kosten van het krediet te rekenen. Deze posten vallen ook niet onder de uitzondering van onbetekenende kosten, ook niet als deze kosten zijn beperkt tot wettelijke tarieven.
Dit alles leidt ertoe dat de kantonrechter de kredietovereenkomst vernietigt. Een vernietiging van de kredietovereenkomst brengt mee dat de consument het ontvangen maar nog niet terugbetaalde krediet van € 163,35 moet terugbetalen. De gevorderde hoofdsom van € 163,35 is daarmee toewijsbaar.