Dwangsommen die kunnen verbeuren ondanks een faillissement

Verbeurt een schuldenaar gedurende zijn faillissement een dwangsom als hij zich niet houdt aan een aan hem op straffe van een dwangsom opgelegd contact- en straatverbod?

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (16 maart 2021, GHARL:2021:2508) oordeelt van wel. De uitzondering van art. 611e lid 3 Rv is van toepassing. Het contact- en straatverbod is opgelegd ná datum faillissement aan de schuldenaar zelf (niet aan zijn curator) en het betreft een verbod dat hij persoonlijk dient na te leven en ook kan naleven zonder dat hij daarvoor kosten hoeft te maken, zodat de naleving hem in zoverre niet in zijn vermogen treft.

Art. 611e lid 3 Rv bepaalt dat dwangsommen tijdens de WSNP wél kunnen worden verbeurd voor vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP niet werkt (derhalve niet-verifieerbare vorderingen die niet meedelen in het gerealiseerde actief). Deze dwangsommen kunnen worden verhaald op vermogen van de schuldenaar voor zover dat buiten de schuldsaneringsregeling valt. Het verbod dat aan de schuldenaar is opgelegd zou, indien hij tot de WSNP zou zijn toegelaten, onder de uitzondering van lid 3 zijn gevallen.

Er is geen reden of rechtvaardiging, mede gelet op de ratio van beide regelingen,  waarom het voortschrijdend inzicht van de wetgever dat tot uitdrukking is gekomen in art. 611e lid 3 Rv, niet ook in geval van een faillissement geldt. Kortom, de schuldenaar kon, ondanks zijn persoonlijke faillissement, in beginsel toch dwangsommen verbeuren voor zover sprake is geweest van overtreding van het contact- en straatverbod.

Deze case is onderdeel van de cursus Dwangsom en verjaring.

Bekijken