De gerechtigde tot nakoming van een jegens hem bestaande verplichting ten aanzien van een onroerende zaak, waaronder de verplichting om dringende werkzaamheden aan de onroerende zaak te gedogen, kan op grond van art. 558 Rv worden gemachtigd om zelf tot ontruiming over te gaan, indien de ontruiming nodig is voor het verrichten van de werkzaamheden.
Het artikel leent zich voor toepassing indien een huurder de woning en/of de daarbij behorende tuin niet onderhoudt, zodat de woningstichting in actie moet komen. Ook het verplicht meewerken aan een renovatieproject kan hierdoor worden afgedwongen. Het is van belang dat de (gedeeltelijke en tijdelijke) ontruiming expliciet wordt gevorderd.
Desondanks oordeelde de voorzieningenrechter te Zwolle op 6 maart 2015 in een deurwaardersrenvooi ex art. 438 lid 4 Rv (RBOVE:2015:1088) dat het vonnis niet uitdrukkelijk hoeft te voorzien in een ontruimingsbevoegdheid om de gerechtsdeurwaarder ten behoeve van herstelwerkzaamheden een huurwoning te laten binnentreden op basis van art. 558 Rv. Hoewel een tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming niet uitdrukkelijk is gevorderd, maar het vonnis enkel inhoudt dat de verhuurder krachtens een machtiging wordt gerechtigd werkzaamheden (ter oplossing van lekkages) te verrichten en de bewoner wordt veroordeeld om deze te gedogen, voldoet deze uitspraak aan de inhoud van art. 558 Rv, aldus deze voorzieningenrechter.
Op basis van deze rechterlijke machtiging is volgens art. 558 Rv afdeling 6 (van Boek 2, titel 3, artikelen 555-558 Rv, de gedwongen ontruiming) van toepassing. Het betreft immers een machtiging om werkzaamheden op of aan een onroerende zaak te verrichten welke werkzaamheden de schuldenaar moet dulden. De deurwaarder is dan krachtens art. 556 lid 1 Rv exclusief bevoegd tot binnentreden en het tijdelijk ontruimen. De bevoegdheid tot binnentreden van de deurwaarder volgt dan weer uit artikel 558 jo. 557 jo. 444 Rv.