Gerechtsdeurwaarders vallen onder het tuchtrecht. Soms maken ze het erg bont en volgt een forse maatregel. Dit blijkt uit twee uitspraken van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders.
Het stelselmatig verrichten van onnodige ambtshandelingen met als gevolg onnodige kosten voor de schuldenaar, het structureel niet tijdig betekenen van derdenbeslagen, een kantoorbeleid waarbij zonder raadpleging van het Digitaal Beslag Register (DBR) beslagen worden gelegd, is vragen om problemen. De optelsom van deze klachten, naast enkele administratieve tekortkomingen, leidt tot een schorsing van een jaar door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (1 april 2022, TGDKG:2022:45). Dit is zeker het geval als de gerechtsdeurwaarder zijn werkwijze niet heeft aangepast nadat hij eerder een schorsing heeft opgelegd gekregen.
In een andere zaak maakt een deurwaarder buitensporig gebruik van zijn beslagbevoegdheid (met name om bankbeslagen te leggen). De daarmee gemoeide kosten zijn onterecht gemaakt (Kamer voor Gerechtsdeurwaarders 30 maart 2022, TGDKG:2022:37). De hoogte van de executiekosten (van € 1541,05) staan niet in verhouding tot de oorspronkelijke hoofdsom (van € 228,57). De deurwaarder wordt berispt en veroordeeld in de proceskosten.
Deze casus is onderdeel van de cursus Tuchtrechtspraak Gerechtsdeurwaarders