Mag een deurwaarder een geheim (afgeschermd) adres van een bewindvoerder in een exploot opnemen? De Tuchtkamer deed hierover onlangs een uitspraak.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (6 mei 2022, TGDKG:2022:99) draait de beslissing van het gerechtshof Amsterdam (1 augustus 2017, GHAMS:2017:3097) terug dat een geheim adres in een exploot mag worden vermeld. Aangezien de rechtspraak verdeeld was over de vraag of onder woonplaats als bedoeld in art. 45 lid 3 sub d Rv tevens een adres moet worden verstaan en dus of een exploot zonder een adresvermelding een nietig exploot oplevert, oordeelde het hof dat het in tuchtrechtelijke zin niet verwijtbaar was dat er een geheim adres in een exploot werd opgenomen.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders beoordeelt het thans anders door te verwijzen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 18 december 2020 (HR:2020:2101). Hierin maakt de Hoge Raad duidelijk dat indien het ontbreken van het woonadres van een gedaagde in een exploot, bijvoorbeeld in het geval van een geheim adres, niet leidt tot een identificatieprobleem, de vermelding van het adres niet per se noodzakelijk is.
Een bewindvoerder met een geheim adres kan er belang bij hebben dat zijn adres voor de onderbewindgestelde geheim blijft. Dit belang is gelegen in de aard van zijn werkzaamheden. Een bewindvoerder moet soms een voor de onderbewindgestelde ongunstige beslissing nemen, hetgeen agressie kan opwekken bij de onderbewindgestelde richting de bewindvoerder.
Zelfs al wordt een exploot niet doorgestuurd naar de onderbewindgestelde, dan nog heeft de bewindvoerder een gerechtvaardigd belang bij het niet vermelden van zijn adresgegevens in een exploot. Een (ex-)onderbewindgestelde kan namelijk altijd een afschrift van een exploot opvragen bij een gerechtsdeurwaarder, waardoor die gegevens alsnog bekend kunnen worden bij die (ex-)onderbewindgestelde.
Deze uitspraak maakt onderdeel uit van de cursus Tuchtrechtspraak gerechtsdeurwaarders.