Kan een schuldenaar nog in verzet komen tegen een vonnis als de deurwaarder al een bankbeslag gelegd heeft? Zo ja, binnen welke termijn?
Het instellen van verzet is mogelijk binnen vier weken nadat het vonnis in persoon betekend is, de veroordeelde een zogenaamde daad van bekendheid heeft verricht of het vonnis ten uitvoer is gelegd (art. 143 Rv). De tenuitvoerlegging wordt onder andere geacht plaatsgevonden te hebben na de (eerste) uitbetaling in geval van een derdenbeslag (art. 144 aanhef en onder b Rv). Als een bankbeslag leidt tot een deelbetaling op de vordering is art. 144 aanhef en onder b Rv onverkort van toepassing.
Er bestaat geen verschil tussen een deelbetaling uit een derdenbeslag in het algemeen (bijvoorbeeld een bankbeslag dat als een momentopname geldt) en een derdenbeslag op een periodieke uitkering (bijvoorbeeld een loonbeslag waaruit deelbetalingen volgen). Ook bij een derdenbeslag op een niet-periodieke betaling gaat de verzettermijn lopen na de uitbetaling aan de beslaglegger of diens deurwaarder.
Een betaling uit een bankbeslag kan worden gekwalificeerd als het moment dat het vonnis geacht wordt ten uitvoer te zijn gelegd. Uit de bedoeling van de wettekst, de formulering ervan en de bijbehorende parlementaire geschiedenis kan geen andere conclusie volgen.
Het gaat erom dat de veroordeelde voldoende gelegenheid heeft om kennis te nemen van het veroordelend vonnis en om in verzet te komen. Een termijn van vier weken biedt in dit kader voldoende ruimte. De kantonrechter Tilburg kwam tot dit oordeel op 8 juni 2022 (RBZWB:2022:3122), verwijzende naar HR 5 september 2014 (HR:2014:2629).