Het opnieuw procederen voor achterstallige huurbetalingen tijdens de Wsnp, leidt soms tot problemen. De vraag is op welk vonnis de door de huurder nadien gedane betalingen moeten worden afgeboekt. Het verkeerd afboeken kan leiden tot een onrechtmatige ontruiming.
Op grond van art. 305 lid 2 Fw wordt de tenuitvoerlegging van een vóór toepassing van de Wsnp gewezen ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling, mits de lopende huur tijdig wordt voldaan. Dit impliceert dat het verkrijgen van een nieuwe ontruimingstitel overbodig is als tijdens de Wsnp nieuwe huurschulden ontstaan. Als de verhuurder dit toch doet, geeft zij te kennen geen gebruik meer te maken van de eerdere ontruimingstitel, tenzij dit recht op ontruimen nadrukkelijk is voorbehouden.
Als de huurder vervolgens, nadat een tweede ontruimingstitel behaald is en de Wsnp is beëindigd zonder toekenning van een schone lei, betalingen verricht die door de verhuurder worden afgeboekt op het eerste ontruimingsvonnis waardoor de bevoegdheid tot ontruimen op basis van het tweede ontruimingsvonnis in stand blijft, is de vraag of er ontruimd mag worden. De vraag is prangend als blijkt dat de huurder per saldo méér heeft betaald dan op basis van het tweede vonnis verschuldigd is.
De kantonrechter Haarlem (4 mei 2022, RBNHO:2022:4414) oordeelt van niet. Onder deze omstandigheden mocht de huurder er vanuit gaan dat alleen op basis van het laatste vonnis ontruiming zou kunnen plaatsvinden. De vordering die voortvloeit uit dat vonnis moet als meest bezwarend worden aangemerkt, zodat de betalingen ter voorkoming van de ontruiming eerst hierop afgeboekt hadden moeten worden. Dit betekent dat er ontruimd is zonder recht of titel, want de imputatieregel van art. 6:43 BW is fout toegepast.
Deze casus maakt deel uit van de cursus Huurrecht & Ontruiming