Substantiëringsplicht

Aan sommige dagvaardingen valt geen touw vast te knopen. Hoe gaat de rechter hier mee om? Moet hij dan zelf op zoek gaan naar de relevante feiten en zelf bedenken waarom de vordering zou moeten worden toegewezen?

Substantiëringsplicht

Sommige dagvaardingen zijn onbegrijpelijk. Wie zomaar zonder een feitelijke en juridische grondslag een gerechtelijke procedure begint, krijgt de deksel op zijn neus. Er is dan overduidelijk niet voldaan aan de wettelijke substantiëringsplicht van art. 111 Rv. Het is niet de rechter die specificatie van een vordering “wenst”, maar het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die dat eist. Verder is het niet de taak van de rechter om zelfstandig, ambtshalve in die stukken te gaan zoeken naar mogelijke feitelijke en juridische gronden.

Indien er geprocedeerd wordt dan dient de schuldeiser duidelijk uit te leggen waarop de vordering gebaseerd is, wat partijen verdeeld houdt en waarom de vordering moet worden toegewezen. Het is niet aan de rechter om dit uit een brij aan tekst en onverklaarbare bijlagen te destilleren. Omdat de eiser in persoon procedeert, heeft hij mazzel en krijgt hij van de Amsterdamse kantonrechter (26 augustus 2022, RBAMS:2022:5300) alsnog de kans om de gebrekkige dagvaarding te herstellen.